Pleun Benard (reisleider, penningmeester, verkoopmedewerker)

‘Ik wilde van mijn hobby mijn beroep maken, maar kwam daar op terug’

‘Omdat ik geboren en opgegroeid ben in Rotterdam Zuid en de trams van de Rotterdamsche Tramweg Maatschappij mijn speciale interesse hadden, wilde ik van mijn hobby mijn beroep maken. Maar na verloop van tijd kwam ik daarop terug. Ik besloot ergens anders te gaan solliciteren.’

door Oege Kleijne

Aan het woord is Pleun Benard (75), reisleider bij de Stichting NVBS-Excursies (SNE), verkoopleider bij de NVBS-winkel, penningmeester bij een van de stichtingen van de Hondekop Mat ’54, ondernemer in ruste en actief mantelzorger. Met Pleun praat NVBS Actueel over zijn vele NVBS-activiteiten, zijn railhobby, maar vooral over zijn bezigheden bij de Stichting NVBS-Excursies. Want hij is daar penningmeester en reisleider en behoort tot de oudgedienden, ook al heeft hij “slechts” twaalf meerdaagse reizen georganiseerd.

Bij het tramstation aan de Rosestraat in Rotterdam Zuid ontstond bij Pleun Benard voor het eerst de passie voor de smalspoortram. Op de achtergrond de “Hef”, de toen nog in gebruik zijnde spoorbrug over de Koningshaven. Op de foto een RTM-reizigerstram, bestaande uit stoomlocomotief 50 en de rijtuigen BD 433, AB327 en B370 op 26 juni 1951. Foto: J.A. Bonthuis; collectie NVBS-Railverzamelingen.

Mee naar Goeree-Overflakkee

Pleun komt, zoals dat in de Maasstad wordt genoemd, “van Zuid”. Hij groeide op in de Oranjeboomstraat in Rotterdam Zuid, vlakbij het gelijknamige NS-station en niet ver van het station van de Rotterdamsche Tramweg Maatschappij (RTM) aan de Rosestraat, de plaats waar de trams naar alle uithoeken van het RTM-net vertrokken. Hoewel ook de interesse voor het spoor ontlook, waren het toch vooral de smalspoortrams die zijn speciale belangstelling kregen. Dat kwam ook omdat Pleun met zijn grootouders regelmatig op reis ging naar Stellendam op Goeree-Overflakkee, waar familie van zijn opa en oma woonde. Uiteraard ging de reis per stoomtram. Eerst vanuit Rotterdam naar Hellevoetsluis, vandaar per boot naar Middelharnis en weer verder met de tram. Die reizen hebben op de kleine Pleun een onvergetelijke indruk gemaakt. Enigszins weemoedig: ‘Stel je voor, de hele reis met alleen maar stoom!’

Vis in het water

Na zijn middelbare school lag de keuze voor de hand. Hij wilde bij zijn “hobbybron” gaan werken: bij de RTM. Nog voor zijn examen had hij al gesolliciteerd en was hij aangenomen. Verder studeren zat er niet in, het geld ontbrak daarvoor. Hij ging als kantoorbediende aan de slag en ontfermde zich over allerhande administratieve werkzaamheden. Daar ontdekte hij zijn liefde voor cijfers, de financiële administratie, de boekhouding. Hij voelde zich aanvankelijk als een vis in het water. Niet zelden was hij ook in zijn vrije tijd bij de tramwegmaatschappij te vinden. ‘Het grote voordeel was dat ik veel mensen van de rijdende dienst kende en daardoor mocht ik – volstrekt clandestien, dat begrijp je – op de bok meerijden en al snel zelf trams besturen.’

Ogen en oren te kort

Zelfs nadat hij naar een andere werkgever was overgestapt, legden die contacten bij de RTM hem geen windeieren. ‘Ik heb bijna alle locs en motorrijtuigen bestuurd, ook stoomlocs. Vooral bij die stoomtrams kwam je als “machinist” ogen en oren te kort. Je moest overal op letten, ook op het wegverkeer. Op een dag dat ik de tram mocht rijden, bleek die voorzien te zijn van een vacuümrem. Dat was wennen en het ging bijna verkeerd. Toen we het station Hellevoetsluis binnenreden, ontdekte ik dat de remweg veel langer was dan normaal en moest ik een noodremming inzetten. Dat ging maar net goed. Op drie meter van het stootblok kwamen we tot stilstand en je begrijpt (wijzend op zijn hart): bonke-bonke-bonk! De machinist had niets gezegd. Geen idee waarom! Het had wel één voordeel: je keek voortaan wel goed uit welk materieel je had en reed voorzichtiger’, vertelt Pleun waarbij hij een glimlach niet kan onderdrukken.

Als Pleun zich herinnert hoe het maar net goed ging toen hij een tram bestuurde naar Hellevoetsluis kan hij een glimlach niet onderdrukken. ‘Mijn hart… bonke-bonke-bonk!’ Foto: Oege Kleijne.

Alleen nog maar werk

Toch had hij het na ongeveer een jaar niet meer helemaal naar zijn zin bij de RTM. Langzaam maar zeker kwam hij tot het inzicht dat de hobby verdween en dat het meer een plicht werd. ‘Ik kan dat moeilijk uitleggen… de RTM werd alleen nog maar werk.’
Hij volgde zijn hart en solliciteerde bij een andere werkgever waar hij in de praktijk het vak van boekhouder leerde. Tegelijkertijd volgde hij ’s avonds en op zijn vrije zaterdagen verschillende cursussen, waaronder de opleiding tot leraar boekhouden met lesbevoegdheid op de middelbare school. ‘De reden van die studies? In die tijd zag ik dat accountants een mooi leven hadden. Je zag ze komen en gaan wanneer ze wilden – zo leek het – en dat moest wel een heel vrij bestaan zijn. Dat wilde ik ook.’

Train chasing

Na afronding van zijn studie ging hij, als bijverdienste, aan de slag als leraar boekhouden en handelsrekenen. Overdag werkte hij als accountant bij onder meer grote concerns als Wereldhave. Begin jaren tachtig kreeg hij het verzoek naar New York te gaan om daar bij de net opgezette vestiging van Wereldhave de financiële administratie beter in te richten en waar nodig te stroomlijnen. Zo verbleef hij samen met zijn vrouw vijf jaar in the “Big Apple” en had het daar enorm naar zijn zin. ‘Ik sloot me ook aan bij een regionale vereniging van spoorliefhebbers en op zaterdagen deden we aan “train chasing” en gingen we achter speciale treinen aan die rond New York te zien waren. Dat waren bijzondere jaren.’

Na die vijf jaar keerde hij terug in Nederland. In de loop der jaren had hij zich gespecialiseerd in het controleren van financiële administraties en het doorlichten van bedrijven en beurs- en andere fondsen. ‘Het doorlichten van bedrijven en het in kaart brengen van geldstromen – niets leuker dan dat!’

Train chasing bracht Pleun tijdens zijn verblijf in de Verenigde Staten op bijzondere plaatsen met bijzonder materieel. Het was onder meer dit soort treinen waar Pleun achteraan ging, zoals hier stoomlocomotief 4449 van de Southern Pacific Railroad op weg naar Grass Lake in 1989 bij Siskiyou County in de staat Californië. Foto: Drew Jacksich.

Vrijwilligersloopbaan

Midden jaren tachtig begon ook zijn vrijwilligersloopbaan bij de railliefhebbersvereniging NVBS. Eerst bij de NVBS-winkel waar hij een digitale administratie opzette van de vele abonnementen op (buitenlandse) tijdschriften die deze winkel voor de NVBS-leden bestelde. In 1991 kreeg hij de vrijwilligersfunctie van kassamedewerker, een activiteit die hij tot op dag van vandaag vervult. Niet lang daarna werd Pleun gevraagd deel uit te maken van de kascommissie van de NVBS en in 1992 verkoos de algemene ledenvergadering hem tot penningmeester in het hoofdbestuur. Dat deed hij zeven jaar.

Stichting NVBS-Excursies

In die periode werd hij ook actief als penningmeester voor het verenigingsonderdeel van de NVBS dat reizen en excursies organiseert. In 1995 legde hij als hoofdbestuurslid mede de basis voor de oprichting van een stichting, waarin de reisactiviteiten werden ondergebracht. Vorig jaar bestond de Stichting NVBS-Excursies twintig jaar. ‘De stichting was noodzakelijk om de vereniging niet te belasten met de eventuele aansprakelijkheid en de daarmee samenhangende kosten die zouden kunnen voortvloeien uit de reisactiviteiten. We konden zo veel gemakkelijker een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering afsluiten en ook gaan deelnemen in de Stichting Garantiefonds Reizen, hetgeen voor de deelnemers aan de reizen veel zekerheden oplevert.’

Aansprakelijkheid

Aanleiding voor de oprichting van deze stichting vormde een verkeersongeval met dodelijke afloop in Zuid-Afrika, waarvan aanvankelijk onduidelijk was wie de schuldige was (later bleek de bestuurder van het NVBS-busje geen blaam te treffen – red.). ‘Je krijgt in zo’n situatie in zo’n land met allerlei juridische problemen te maken. Wie is er schuldig, wie is er aansprakelijk, de NVBS of de bestuurder van het busje? Betrokkenen werd aanvankelijk verboden het land te verlaten. Dit zijn juridisch ingewikkelde zaken die je in een stichting veel beter kunt regelen en waartegen je je kunt verzekeren. Vandaar dat we als hoofdbestuur direct “ja” zeiden tegen een voorstel de reis- en excursieactiviteiten in een stichting onder te brengen. Daarbij is de SNE geen reisbureau, maar touroperator. Dat laatste is een juridisch begrip dat in het Burgerlijk Wetboek verankerd ligt en bepaalde rechten en plichten met zich meebrengt’, licht Pleun desgevraagd toe.

Een van de twaalf buitenlandse reizen die Pleun (de locomotief opklimmend) organiseerde bracht hem in 2005 in Zuidoost-Azië. Naast Singapore, Maleisië en Thailand reisde het gezelschap door naar Viëtnam, waar de lange spoorlijn van Saigon naar Hanoi werd bereisd. Vandaar ging het met een extra stoomtrein over de drierailige lijn (foto) naar Dong Dang aan de grens met China. Halverwege moest uit een meertje water worden genomen. Foto: Geert Gorissen.

Na in 1998 het hoofdbestuur te hebben verlaten concentreerde Pleun zijn activiteiten in zijn vrije tijd in de NVBS-winkel en de SNE. Twee jaar eerder was Pleun ook toegetreden tot het bestuur van de inmiddels opgerichte stichting Mat ’54, waar hij – bijna voor de hand liggend – penningmeester werd. ‘Dat is bij de stichting die zich bezighoudt met de exploitatie van treinstel 766. Een andere stichting heeft het treinstel in haar bezit’, legt hij uit.

Expertise

In de loop van de ruim twintig jaar dat de SNE nu bestaat heeft deze organisatie veel expertise opgebouwd, vaak gebaseerd op de verschillende ervaringen met reizen in Nederland en daarbuiten, zo blijkt uit de woorden van Pleun. ‘Het moeilijkste van het organiseren van een reis is het schatten hoeveel deelnemers er zullen komen. Je wilt tenslotte niet dat de stichting met een negatief saldo blijft zitten, maar dat lukt tot nu toe heel goed. Daarbij komt dat we een vaste groep mensen hebben die bij bepaalde reizen altijd meegaan. We hebben een groep mensen van wie we zeker weten dat ze voor een Verre Reis gaan inschrijven en dat geldt ook voor bepaalde typen andere reizen of excursies. Dat geeft een stuk zekerheid.’

Programma met vaste onderdelen

Inmiddels heeft de SNE een programma met verschillende vaste onderdelen, zoals de Verre Reis (in 2018 naar Iran), de zoektocht naar restanten van spoor- en tramwegen en de Schönes Wochenende-reis in Duitsland. Zie ook onder “Even voorstellen”.

Idee

‘Hoe een idee voor een reis ontstaat? Dat is heel eenvoudig. Een van de bestuursleden (dat zijn de ervaren reisleiders) komt met een idee en dat bespreken we uitgebreid in een vergadering. We kijken naar haalbaarheid, kosten en mogelijke interesse. Als dat idee wordt goedgekeurd krijgt hij een “go ahead” en dan kan de man aan het werk. Hij moet de kosten inventariseren en tegenwoordig een uitgebreide begroting overleggen. Vroeger was dat wat gemakkelijker, maar nu, met de hoge kosten voor het huren van bijvoorbeeld een trein, is een goede begroting een absolute voorwaarde. Vervolgens worden de begroting en alle andere details van de reis in een vergadering besproken. Als het bestuur dan akkoord is met het totale voorstel, gaat de reisleider op zoek naar geschikte hotels en gaat hij het gebied verkennen’, doceert Pleun.

Glibberen en glijden wanneer Pleun aanwijzingen geeft aan de fotografen. De foto is genomen bij een fotostop tijdens de Oliebollenrit (op 27 december 2014) met drie PCC-trams bij de Grote Kerk op het Kerkplein in Den Haag. Foto: Erwin Voorhaar.

Fotostops

Daarbij laten deze reisleiders, zo blijkt uit Pleuns relaas, weinig aan het toeval over. Ze keuren in sommige gevallen de hotels, kijken ook naar de hoeveelheid kamers, de kwaliteit van het eten, het prijsniveau, maken de geplande reis vaak eerst zelf en schaven waar nodig nog aan het programma. De ervaringen die iemand ter plaatse heeft opgedaan, kunnen het reisprogramma nog beïnvloeden. Daarnaast kijkt de reisleider ook waar fotostops mogelijk zijn, hoe de zon daar staat en vanaf welk punt gefotografeerd moet worden om de mooiste foto’s te maken. Aan de hand van de ervaringen en reistijden stelt de reisleider de dienstregeling per dag of dagdeel vast. Zo wordt bij spoorzoekexcursies (“Sporen uit het verleden”) de route eerst met de ter plaatse deskundigen gereden en wordt de tijd geregistreerd tussen de plekken waar deelnemers uitstappen en worden vaste tijden gehanteerd voor fotostops en pauzes. Ook de keuze voor de transportmiddelen hangt van het soort excursies af. Principieel wil de SNE de reis per trein of tram maken. Maar bij sommige excursies komt deze touroperator er niet onderuit om ook een of meer bussen te huren.

Flexreis

‘Stel, je wilt een reis in Frankrijk plannen, zoals binnenkort de Flexreis naar Lyon. Je zult dan, tenzij iemand ter plekke echt goed bekend is, toch naar het gebied toe moeten. En als je fotostops plant, dan zul je dat of bij een museumlijn moeten doen of op een station. Maar je kent de Franse frequenties? Die zijn vaak laag en dan is een combinatie met een gewone trein en een fotostop op een station meestal te tijdrovend. Tegenwoordig moet je daarbij ook nog eens extra kijken naar de risico’s. Een deel van de reisgenoten is wat ouder en dan is bijvoorbeeld het uitstappen bij een fotostop niet zonder gevaar. Iemand kan vallen. Je moet dan in sommige gevallen ook trapjes regelen en mensen die deze ouderen helpen zonder te vallen in- en uit te stappen’, weet Pleun.

De organisatie van zo’n reis kost dus veel tijd en vereist veel voorbereidingen. ‘En weet je waar eigenlijk het meeste werk in gaat zitten? In het maken van de boekjes, want de SNE maakt altijd een boekje met de belangrijkste gegevens van de reis, maar ook van de achtergronden van de te bezoeken attracties, musea of lijnen’, lacht Pleun.

Veiligheidsregels

Hoewel een treinreis door Nederland met een speciaal gehuurde trein nog wel mogelijk is, blijken de veiligheidsregels bij bijvoorbeeld fotostops zodanig, dat die nog maar bij hoge uitzondering mogelijk zijn en dat die veel voorbereidingen en veel overleg vereisen. De kosten voor het huren van een trein van een bevriende organisatie zoals de Stichting Mat ’54, zijn in de regel niet laag maar nog net acceptabel, maar het huren van bijvoorbeeld een reguliere trein van NS kent dusdanige hoge prijzen, dat dit niet altijd meer aantrekkelijk is voor de deelnemers, zo laat Pleun weten. ‘En vriendenprijzen bij vervoerders zijn eigenlijk niet meer mogelijk en dat is wel jammer. Dat beperkt de mogelijkheden.’

Naïef

Pleun heeft zelf twaalf meerdaagse buitenlandse (en een veelvoud aan binnenlandse – red.) reizen georganiseerd. Zijn eerste buitenlandse reis voerde hem naar Roemenië, enkele jaren na de revolutie, en daar maakte het reisgezelschap gebruik van een touringcar. ‘Ik was aanvankelijk wat naïef, dus kwam je soms in situaties waardoor bepaalde delen van het programma niet door zouden kunnen gaan. Ik ontdekte dat vasthoudendheid dan nodig is om je zin te krijgen, want de partner waarmee we samenwerkten probeerde overal een slaatje uit te slaan. Bijvoorbeeld door je ook bepaalde bezienswaardigheden te laten bezoeken, want dan krijgen ze commissie en verdienen ze extra. Maar daar zit de railliefhebber niet altijd op te wachten.’

De eerste van de twaalf buitenlandse reizen die Pleun Benard organiseerde, leerde hem al dat vasthoudendheid een goede eigenschap is voor reisleiders. Foto: Oege Kleijne.

Kneepjes

Gaandeweg leerde Pleun de kneepjes van het reisvak: tijdens de reizen, soms van de tweede reisleider die assisteerde en die meer ervaring had, en ook bij terugkomst in Nederland wanneer iemand verslag doet van een reis. Pleun: ‘De meest vervelende tegenslagen die je kunnen overkomen, is wanneer iemand plotseling ziek wordt of zou komen te overlijden. Dat laatste hebben we gelukkig in mijn tijd niet aan de hand gehad. Wel iemand die ziek werd. Dan is het goed dat er een tweede reisleider aanwezig is en je de taken kunt verdelen, want een van de reisleiders zal toch mee moeten naar een dokter of een ziekenhuis. En heel naar is ook wanneer iemand de groep kwijtraakt. Bij een van mijn reizen was bij het overstappen niet duidelijk waar de aansluitende trein zou vertrekken. Ik vroeg de groep op me te wachten, terwijl ik informatie probeerde in te winnen. Toen ik terugkwam was een van de deelnemers weg. Daarover maakte ik me enorme zorgen, want we konden hem niet vinden en tijd om langdurig te zoeken was er niet. Pas de volgende dag heeft de man zich weer bij de groep gevoegd en foeterde me uit. Gelukkig behoort dit soort ervaringen tot de grote uitzonderingen, maar leuk is anders.’

Pleun Benard bezit anno 2017 nog steeds een brede belangstelling voor trein en tram. Zowel in Nederland als daarbuiten. Al als kind zag hij de treinen in Rotterdam Zuid die naar en van de “Hef”  reden en ook die maakten indruk. De interesse voor de smalsporige RTM (en eigenlijk alles wat op smalspoor rijdt) is nooit meer weggegaan en is misschien wel te danken aan die ene beslissing om weg te gaan bij de RTM om zijn passie voor trein en tram te behouden.

Kennismaken met de andere reisleiders? Lees verder.

[printfriendly]

Over Pleun Benard

Pleun (1942), getrouwd met Anke, is een verre afstammeling van de Hugenoten die ooit naar Nederland en andere landen vluchtten. Zijn naam dient dan ook op z’n Frans (“benaar”) uitgesproken te worden. Hij werd geboren in Rotterdam Zuid waar hij ook opgroeide en waar zijn belangstelling voor tram en trein ontstond.

In 1955 is hij lid van de NVBS geworden. Sinds zijn terugkomst uit de Verenigde Staten heeft hij diverse functies bij de NVBS bekleed, zoals lid van het NVBS-hoofdbestuur en de kascommissie. Hij is nog steeds actief bij de NVBS-winkel en bij de Stichting NVBS-Excursies. Zijn vrijwilligerswerk als penningmeester sloot naadloos aan op zijn expertise: financiën. Buiten de NVBS is hij in dezelfde functie ook actief bij de Stichting Mat ’54.

In zijn werkzame leven werkte hij zich op van kantoormedewerker tot gespecialiseerd controller en accountant, volgde vele cursussen en opleidingen waaronder Boekhouden MO.

Tot zijn werkgevers behoorden onder meer scholen (hij was leraar), investeringsmaatschappijen, pensioen- en andere fondsen.
Na zijn pensionering in 2004 richtte hij een consultancybureau op, waarvan hij directeur werd. Pleun is tot slot ook mantelzorger van zijn vrouw Anke.