De internationale meterspoorlijn Nyon – La Cure – Morez
Chemin de fer Nyon – Saint-Cergue – Morez (NStCM)
Frits van Buren bracht een bezoek aan het restant van de meterspoorlijn van Nyon (Zwitserland) naar Morez (Frankrijk). Het Franse deel is niet meer in gebruik: de lijn loopt nu van Nyon naar La Cure aan de Franse grens. Het belangrijkste tussenstation is de toeristenplaats Saint-Cergue.
De lijn van Nyon naar La Cure bevindt zich aan de Zwitserse kant van de Jura-bergrug in het kanton Vaud. Lang – van 1873 tot 1910 – werden plannen gemaakt die uiteindelijk resulteerden in de aanleg van een spoorlijn van Nyon, gelegen aan het Meer van Genève (Lac Léman), en het in Frankrijk gelegen Morez. In het begin ontstonden op veel plaatsen initiatieven, maar een eerste concreter initiatief kwam voort uit een drietal gemeenten. Daarbij was het nog helemaal niet duidelijk dat een lijn zou beginnen in Nyon.
De eerste plannen
In 1886 vroeg een bankier uit Genève een concessie voor de bouw van een regionale spoorweg gebaseerd op het plan uit 1873. In 1887 vroeg de Franse architect Bercioux uit St. Cergue hem voorrang te verlenen voor een plan voor een spoorlijn met een spoorwijdte van 80 cm tussen Nyon en St. Cergue. Op 16 april 1898 ontving Bercioux een concessie voor 80 jaar voor de aanleg van een 15,5 km lange smalspoorlijn tussen Nyon en St. Cergue. Alleen al tegen het feit dat Bercioux Fransman was bestond veel weerstand en hij slaagde er niet in om het project verder te brengen.
Op 30 september 1898 diende Palaz (1863-1930), hoogleraar aan de Universiteit van Lausanne, in naam van zijn initiatief-comité een concessie-aanvraag in voor een elektrische spoorlijn van Nyon naar Gimel met een zijtak van Arzier naar St. Cergue. Tevoren had hij al de statuten geschreven van de Compagnie des Chemins de Fer Electriques de Nyon au Jura met als doel de aanleg en exploitatie van een elektrische spoorlijn van Nyon naar St. Cergue en naar Gimel en van andere spoor- of tramlijnen, met name die van St. Cergue naar de Franse grens. De lijn zou geheel op een eigen baan komen te liggen waardoor de lengte van de lijn van Nyon naar St. Cergue toenam tot 17,5 km. Voor de elektrificatie werden uitvoerige discussies gevoerd over de keuze tussen 3-fase wisselspanning en gelijkspanning.
Na 12 jaar, in 1910, droeg Palaz zijn concessie over aan de Geneefse ingenieur Pappaduca. Bij een nieuw onderzoek van het project werd de lijn van Arzier naar Gimel geschrapt. Op 13 december 1910 droeg Pappaduca zijn rechten over aan een tweede initiatief-comité. Dit comité verkreeg met goedkeuring van de kantonnale regering op 23 december 1910 een concessie voor een elektrische spoorlijn van Nyon via Arzier en St. Cergue naar de Franse grens. In 1976 was die concessie nog steeds van toepassing.
Op 14 december 1898 vroeg de eerdergenoemde Palaz ook een concessie aan voor een elektrische spoorlijn tussen St. Cergue en de Franse grens. De concessie werd verleend op 6 oktober 1899. Na vier verlengingsaanvragen (1903, 1905, 1907 en 1909) werd deze geïntegreerd in de concessie voor de lijn Nyon – Trélex – Arzier – St. Cergue.
In 1910 werd een derde comité gevormd om zo snel mogelijk een Société Anonyme (BV) te vormen voor de constructie van een spoorlijn van Nyon naar Morez op basis van de oorspronkelijke concessie van Palaz. Tevens voor de vorming van een Franse maatschappij, als deel van de Zwitserse maatschappij, voor de constructie en exploitatie van het Franse gedeelte. Voor de bouw contacteerde dit comité de Parijse onderneming Dyle et Bacalan.
Oprichting van de NStCM
Na zes concessie-aanvragen, drie overdrachten en 39 jaar van discussie werd op 12 juni 1912 de Compagnie du Chemin de Fer Nyon – St. Cergue – Morez (NStCM) opgericht en op 4 november 1912 begonnen de werkzaamheden. Door de mobilisatie van het Zwitserse leger en het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werden de werken onderbroken tussen augustus 1914 en 1915, maar in november 1915 kon het proefbedrijf beginnen op het uiteindelijk 19 km lange lijngedeelte tussen Nyon en St. Cergue.
Op 12 juli 1916 werd dat gedeelte in bedrijf genomen met drie motorrijtuigen, vijf twee-assige aanhangrijtuigen en 16 goederenwagens. De zeer uitgebreide feestelijkheden ter gelegenheid van de ingebruikname – onder andere met een maaltijd voor 250 personen in het Grand Hôtel in St. Cergue – vonden plaats op 22 juli 1916. De ruwbouw van het gedeelte van St. Cergue naar La Cure kwam gereed in november 1916 en in 1917 werd ook dat gedeelte geopend, wat de totale lengte van de lijn op bijna 27 km bracht.
De bovenleiding werd vanuit St. Cergue gevoed met 2000 Volt gelijkspanning die werd verkregen met roterende omvormers. Eind 1929 werd een kwikdamp-gelijkrichter geïnstalleerd en in 1952 vond volledige vervanging van de roterende omvormers plaats door de installatie van kwikdamp-gelijkrichters in Nyon. In 1968 werd een silicium-gelijkrichter in Saint Cergue plaats geïnstalleerd.
Het eindpunt in Nyon gaf ook nog aanleiding tot discussie. Uiteindelijk kreeg op 24 november 1917 de lijn via een viaduct onder de sporen van de SBB/CFF een eindpunt op het voorplein van het SBB/CFF-station Nyon. Pas in 1965 werd overwogen om het eindpunt naar de Jura-kant van het station te verplaatsen. Een kilometer ten noorden van het station Nyon bij Plantaz werden de werkplaatsen van de NStCM gebouwd.
De aanleg van het Franse gedeelte
De aanleg van het gedeelte van La Cure naar Morez verliep ook niet gemakkelijk. Met het Franse département Jura als opdrachtgever begonnen de werkzaamheden eind 1913. Deels door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werden de werken echter stilgelegd van augustus 1914 tot 1917. Om te voorkomen dat het project volledig stilviel nam de firma Dyle et Bacalan (de constructeur van het Zwitserse gedeelte van de lijn) de concessie over en richtte in 1917 de Compagnie des Chemins de Fer Electriques du Jura (CFEJ) – lijngedeelte Morez – La Cure (vaak ook genoemd MLC) op. Tussen Les Rousses en Morez liep de lijn langs de N5, met een helling van 6,0 – 6,8%.
Pas op 7 maart 1921 reed een doorgaande trein van Nyon naar Morez. Het Franse gedeelte was echter aangelegd met gebruikt materiaal dat niet beantwoordde aan de vereisten. Dat resulteerde in spoorverwijdingen tot 45 mm, waardoor zeer regelmatig ontsporingen plaatsvonden. In 1924 kreeg de MLC een eerste vierassig motorrijtuig dat in 1976 als nummer 3 van de NStCM nog steeds dienst deed. Na een ongeval in 1980 werd het gesloopt. In 1935 volgde de bestelling van een tweede vierassig motorrijtuig. Verder werd in de loop der jaren het park aangevuld met een aantal rijtuigen en wagons.
Van 1921 tot 1924 werd de CFEJ door de NStCM gepacht en in 1924 vroeg de NStCM dan ook om een scheiding van de exploitaties. Nadat men inzag dat dit geen goede oplossing was werd per 1 januari 1925 een nieuw verdrag gesloten voor een periode van 10 jaar, waarbij de NStCM hoofdverantwoordelijke werd voor alle diensten. Desondanks bleef de exploitatie van het gedeelte La Cure – Morez moeilijk en in 1927 werd zelfs gesproken over het sluiten van dit gedeelte per 1 juli 1927. De exploitatie werd ook nog bemoeilijkt door het feit dat Frankrijk in 1923 de zomertijd invoerde.
In 1932 kocht het departement Jura het gedeelte Morez – La Cure terug van de CFEJ, die alle activiteiten beëindigde, en sloot een nieuw verdrag met de NStCM om de samenwerking te intensiveren. Dit verdrag werd in 1937 opgezegd omdat de toepassing ervan te gecompliceerd was geworden door de talrijke monetaire crises die Frankrijk in die tijd plaagden.
Oorlog en wederopbouw
In 1940 werd het treinverkeer onderbroken van 13 augustus tot 5 december omdat de lijn tussen La Cure en Morez gedeeltelijk vernield was door het Duitse leger en de Franse genie. Daarna werd de exploitatie in twee gedeelten uitgevoerd. Pas in 1948 waren er weer doorgaande treinen Nyon – Morez. Maar na 1945 ging het verder bergafwaarts en op 27 september 1958 werd dit gedeelte definitief gesloten en in 1960 opgebroken. Bij het 50-jarig jubileum in 1966 had de NStCM 9 miljoen reizigers vervoerd en 135 miljoen kilometers gereden.
In 1963 diende de NStCM een subsidieaanvraag in bij het federale Office des Transports voor technische verbeteringen. In 1969 werd een gunstig rapport voor de spoorlijn gepubliceerd, maar in 1972 suggereerde een rapport van een federale commissie om de spoorlijn te vervangen door bussen. In 1976 boog het federale Office des Tansport zich over alle rapporten, maar in 1980 kondigde het aan dat de spoorlijn gehandhaafd zou blijven.
De geschiedenis van de lijn tot 1976 is (met materieeltekeningen enz.) is zeer uitvoerig beschreven in [1]. Een beeld van de NStCM in 1976 werd geschetst door Jongerius [2]. Op dat moment dateerde een groot gedeelte van het materieel nog uit de begintijd. Daarna werd met vernieuwingen begonnen en eind 1985 was de hele bovenleiding vernieuwd en was de spanning van de bovenleiding gereduceerd tot 1500 Volt. Ook het materieel werd vernieuwd. Het oude materieel is gesloopt of naar de Chemin de Fer de la Mure gegaan.
Huidige exploitatie
In 1987 begon ook een studie naar het eindpunt in Nyon, die in 2004 werd afgerond met de opening op 4 juli 2002 van een nieuw ondergronds station aan de achterzijde van het station van de SBB/CFF. Dit station heeft een schiereiland-perron met de merkwaardig hoge spoornummers 21 en 22. Een tunnel onder het SBB/CFF-station leidt naar het centrum van Nyon.
De NStCM wordt geëxploiteerd als een zelfstandig bedrijf, maar is wel geïntegreerd in het tariefsysteem (zones) van Nyon. Kaartjes kunnen worden gekocht bij een automaat met veel mogelijkheden, waar contant of met bankkaart betaald kan worden.
In september 2019 werden tussen Nyon en St. Cergue in een klokvaste halfuursdienst ongeveer 35 retourritten per dag uitgevoerd, waarbij een op de twee treinen doorrijdt naar La Cure. De rit van St. Cergue naar Nyon biedt fraaie uitzichten over het meer van Genève.
Het SBB/CFF-station van Nyon ligt aan de drukke lijn Genève-Lausanne en er is dus voldoende te zien. Hierboven enkele beelden van het treinverkeer in het station van Nyon op 12 september 2019. Foto’s: Frits van Buren.
Ook de reizigers kunnen soms bijzonder zijn zoals deze foto laat zien. Beide met een koordje aangelijnde vogels (zo heb je daar vermoedelijk geen plaatsbewijs voor nodig) bleven rustig zitten. Ook had deze reizigster nog twee honden (die wel aangelijnd waren) bij zich.
In het tussen spoorlijn Genève – Lausanne en het Meer van Genève gelegen centrum van de stad Nyon met ongeveer 16000 inwoners is het uit de middeleeuwen daterende Château de Nyon een van de bekendste bouwwerken. Zie foto in rechterkolom.
Wandelen in de Jura
Niet alleen de lijn van de NStCM is aantrekkelijk maar ook is de Jura een prachtig wandelgebied. De 1:25.000-kaart 3327ET van het Franse Institut national de l’information géographique et forestière (IGN) strekt zich uit van het gebied ten noorden van Morez tot St. Cergue. De spoorwegviaducten bij Morez zijn overigens ook zeer de moeite waard.
La Cure is een klein plaatsje met – zeker bij het station weinig – parkeerruimte. Ook bij het station in St. Cergue (2500 inwoners) is weinig parkeerruimte, maar in de plaats zelf is een aantal gratis parkeerterreinen. Voor het gebied tussen St. Cergue en Nyon is de 1:25.000-kaart 1261 van het Zwitserse Office féderal de topographie geschikt.
Frits van Buren
[printfriendly]
Nyon bezoekenDe reistijd van Utrecht naar Nyon per trein bedraagt ongeveer 9 uur via Brussel, Lyon en Genève met 4 keer overstappen. De reis met de auto via Liège, Luxembourg en Dijon vraagt ook ongeveer 9 uur. De Zwitserse hotellerie is over het algemeen duur en het is dan ook een optie om aan de Franse kant van de grens je intrek te nemen. In Les Rousses (3000 inwoners) zijn een paar hotels. De afstand Les Rousses – La Cure is via een kleine rustige weg min of meer parallel aan de N5 in een half uur te voet te overbruggen. De afstand Les Rousses – St. Cergue is ongeveer 10 km. Bronnen1. M.-R. Rubin, Le Chemin de Fer Nyon – St. Cergue – Morez (NStCM), uitgegeven door de auteur ter gelegenheid van 60 jaar exploitatie van het Zwitserse gedeelte van de NStCM, 1976, 230 blz. Ook aanwezig in de NVBS-bibliotheek, plaatsnummer: Sa-460.125. 2. R.T. Jongerius, Op de Rails, juli 1986, 163-166. BoekenDe bibliotheek van de NVBS heeft nog veel meer boeken over deze lijn. Ze zijn tijdens de openingsuren voor een ieder ter inzage, maar kunnen alleen door NVBS-leden geleend worden. 1916-1946, 30 ans de la vie du Chemin de Fer Nyon – Saint-Cergue – Morez par l’image, NStCM, 1946, 30 blz., plaatsnummer: Sa-460.272. 1916 – 1966: Cinquante ans d’exploitation du chemin de fer Nyon – Saint-Cergue – Morez, NSCM, 1966, 24 blz., plaatsnummer: Sa-460.128. N. Michel, NStCM Nyon – Saint-Cergue – Morez, Transnico international Editions, Mons, 128 blz., plaatsnummer: Sa-460.573. Voor NVBS-leden ook te koop in de NVBS-webshop voor € 29,00, artikelnummer 102-0056. Michel Grandguillaume, Gérald Hadorn, Sébastien Jarne, Jean-Louis Rochaix, Voies étroites de Jura Vaudoise, BVA, Lausanne, 1988, 336 blz, plaatsnummer: Sa-460.184. Erwin Sutter en Ruedi Wanner, Schmalspurige Privatbahnen in der Schweiz, Orell Füssli Verlag, Zürich, 1990, 176 blz., plaatsnummer: Sa-460.347. Gaston Maison, La ligne CFF Geneve-Lausanne : les chemins de fer en pays Gevenois et de la Côte, Revue du Rail, Aigle, 1979, 174 blz., plaatsnummer: Sa-460.027 Dvd’sEisenbahn-Paradies Westschweiz: YStec, NStCM, CJ, VGB Verlagsgruppe Bahn GmbH, Fürstenfeldbrück, 2007, 55 min., plaatsnummer: Sa-460.556. Voor NVBS-leden ook te koop in de NVBS-webshop voor € 22,95, artikelnummer 468-0704. Martin Oldfield, Swiss Narrow Gauge Private Railways: Volume 1. Impressum: Andover, VK: Salford Films, Andover, 1991, 59 min + 59 min, plaatsnummer: Sa-460.275 |