Van straatomnibus tot elektrische tram
Museum voor het Stedelijk Vervoer te Brussel
Het Museum voor het Stedelijk Vervoer te Brussel bestaat sinds 1977 in een deel van de tramremise in de Brusselse gemeente Sint-Pieters-Woluwe. Frits van Buren bracht een bezoek aan dit interessante museum.
De eerste tramloods in Sint-Pieters-Woluwe dateert uit 1897 en werd gebouwd in het kader van de wereldtentoonstelling van 1897. Toen werd er langs de pas aangelegde Tervurenlaan een tramlijn gebouwd om de twee locaties van de expo, het Jubelpark en het Paleis der Koloniën, met elkaar te verbinden. Deze lijn was oorspronkelijk smalspoor en de remise bestond dan ook maar uit een kleine onderhoudsloods met een administratief bijgebouw.
Na de tentoonstelling kwam de tramlijn in handen van de Tramways Bruxellois, die haar in 1899 ombouwde naar normaalspoor. In 1907/1908 werd de loods verder uitgebreid en bleef dan tot 1941 zo goed als ongewijzigd.
Omstreeks 1976 waren de eerste twee hallen van de loods buiten gebruik. De MIVB (Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel) besloot deze hallen om te vormen tot tentoonstellingsruimte waar vanaf 1977 historische voertuigen te zien waren. Hoewel zowel de gebouwen als de collectie in handen zijn van de MIVB gebeurt het onderhoud ervan door de vrijwilligers van een vereniging. Speciaal voor de museumtrams is het trajectgedeelte tussen Tervuren en het Jubelpark geschikt gehouden voor tramexploitatie met een trolleystang.
Het gebouw werd een beschermd monument in 2001. Tussen 2006 en 2009 werd het grondig gerenoveerd.
Onder de linker vier puntdaken is de museumcollectie gehuisvest, terwijl de rechter twee loodsen in gebruik zijn als stelplaats. Het gedeelte met twee meest linkse puntdaken vormen een “echt” museum, terwijl het gedeelte met de middelste twee puntdaken meer een opslag van (eveneens mooi) museummaterieel vormt. Het hele museum is fraai bestraat en veel van de trams in het “echte” museumgedeelte zijn toegankelijk.
De ingang is geheel aan de linkerzijde en daar bevindt zich ook een ruim gesorteerde museum (boek)winkel. Vanaf een expositieruimte op deze winkel heeft men een overzicht over het museale gedeelte.
Van de 130 historische voertuigen van de collectie zijn ongeveer 90 aanwezig in de hallen van het museum.
Indrukwekkend is de enorme collectie lijnborden aan de rechterkant.
Het eerste wat je tegenkomt is eigenlijk een voorloper van de tram: een paardentram zonder rails.
Deze “straatomnibus” zonder rails nr. 2 (1891-1922) verbond meer dan 30 jaar lang het Noord- met het Zuidstation. Op 1 mei 2019 reed deze “straatomnibus” getrokken door forse paarden ook mee in de Tramparade ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de tram in Brussel.
Vervolgens staat in het museum een aantal paardentrams op rails.
Paardentram 7 met imperiaal werd in dienst gesteld op de eerste Brusselse tramlijn van de Schaarbeekse Poort naar het Terkamerenbos. Het is waarschijnlijk de oudste tram ter wereld die nog in zijn oorspronkelijke staat is bewaard.
Paardentram 31 (1873-1906) werd overgenomen uit Den Haag en was het eerste “open” paardentram-rijtuig dat in Brussel reed.
Paardentram-rijtuig 415 (1894-1904) markeert de overgang van paardentractie naar elektrische tractie. Het is een oud paardenrijtuig met een beperkte motorisering. Het werd in dienst gesteld op de eerste elektrische tramlijn in de hoofdstad, tussen het Noord- en het Zuidstation. Ze bleven dienstdoen als eenvoudige aanhangrijtuigen tot in de jaren 1930. Dit rijtuig reed overigens niet mee tijdens de parade in 2019.
Trams uit de jaren 30 zijn goed vertegenwoordigd. Voorbeelden daarvan zijn tram 1002 (1934-1973) en tram 5025 (1935-1976). Tram 1002 is nog tweeassig en maakt deel uit van een in twee jaar gebouwde serie van 685 trams.
In de stuurpost van tram 1002 vallen twee dingen op: het zitmeubilair bestaande uit een zadel en een manometer als enige meetinstrument. Een snelheidsmeter is niet aanwezig.
Uit dezelfde tijd dateert de serie vierassige motorrijtuig 5001-5025 (1935-1976). Deze 15 meter lange motorrijtuigen zijn gebouwd met het oog op de Expo van 1935. De draaistellen hebben ieder twee motoren. De 5025 werd in zijn oorspronkelijke staat gerestaureerd.
Ook dienstmaterieel wordt tentoongesteld. Een voorbeeld daarvan is diensttram 261. Deze is aan een kant voorzien van een soort spoorwegbuffers om goederenwagens te kunnen verplaatsen. Ook deze diensttram nam niet deel aan de tramparade in 2019.
Twee vreemde eenden in de bijt zijn een tram van de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen (NMVB) en de ernaast staande bus 515 (1950-1964). De metersporige (de Brusselse tram heeft normaalspoor) tram van het type N werd zo genoemd omdat ze getest werden op lijn N tussen het Rouppeplein en het Noordstation. Ze werden ontworpen voor het stadsverkeer van de NMVB.
Na de seriebouw werd nog een eenling specifiek voor de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1958 gebouwd. Deze 10485 kreeg een veel luxueuzere inrichting identiek aan de “Expo”-reeks van de NMVB S-motorwagens. Als primeur werden de motoren van de 10485 niet gemonteerd in de draaistellen, maar opgehangen aan het chassis en met de dichtsbijzijnde assen verbonden door cardanassen.
De bussen hebben een bewogen geschiedenis. Hun chassis werd in 1939 gebouwd, maar tijdens de oorlog verborgen om niet gevorderd te worden door de Duitsers. Pas vanaf 1950 werden de bussen ingezet. De reclame voor Byrrh op het front van de bus zou heden ten dage ondenkbaar zijn. Het is een aperitief-wijn met toegevoegde mistelle en voornamelijk op smaak gebracht met kinine.
In de “opslag” van het museum staan de trams dichter op elkaar en zijn ook niet toegankelijk. Om lekkage van smeermiddelen op te vangen liggen witte stroken plastic en metalen opvangbakken onder de rijtuigen. In dit gedeelte van het museum zijn onder andere ook elektrische componenten en meetinstrumenten en diverse railconstructies ten toon gesteld.
Op de openingsdagen (zie de website) kunnen ook tramritten met verschillende trams uit de collectie gemaakt worden.
Tekst en foto’s: Frits van Buren
[printfriendly] |
InformatieDe treinreis van Utrecht Centraal naar Brussel-Zuid vraagt ongeveer tweeënhalf uur met 1-3 keer overstappen. Vanaf Brussel-Zuid reis je met metrolijn 1 in de richting van Stokkel. Uitstappen in het station Montgomery, daarna met tram 39 of 44 naar de halte Trammuseum. Of gebruik www.stib-mivb.be om je reis per OV te plannen. Het adres is Tervurenlaan 364b, Brussel. Met de auto vanuit Utrecht vraagt de rit ongeveer twee uur. Het museum meldt op zijn website dat je de auto kunt achterlaten in de Leybeekstraat, maar de parkeerruimte is daar beperkt. Parkeren kan makkelijk (en gratis) in de Varenlaan of Kastanjebomenlaan. Vandaar is het dan minder dan 10 minuten langs de Tervurenlaan lopen naar het museum. De collectie en de fraaie wijze van presentatie ervan maken een bezoek aan dit museum naar de mening van de auteur zeker aantrekkelijk. Website van het museum: trammuseum.brussels/nl |
Meer lezenEen beknopte beschrijving van de geschiedenis van het openbaar vervoer in Brussel (pdf). In Op de Rails van augustus 1992 schreef Luc Koenot over Tien jaar Brussels trammuseum (pdf, te openen als je bent ingelogd). Op 12 mei 2007 organiseerde de SNE een tramexcursie naar Brussel waarbij onder andere het trammuseum werd bezocht. Meer BrusselLees de tips Brussel in één dag in NVBS Actueel, juli 2018. 150 jaar tram in AntwerpenOp zondag 28 mei 2023 wordt het 150-jarig bestaan van de tram in Antwerpen gevierd met een tramoptocht vanaf het Vlaams Tram- en Autobusmuseum (VlaTAM) in Antwerpen. www.vlatam.be/evenementen Lees meer over het VlaTAM in NVBS Actueel, juni 2019. |