Hoe een uitgebreid tramnetwerk weer verdween
Trams in Zeeuws-Vlaanderen
Op 29 maart en 5 april 2025 organiseert de SNE een spoorzoekersexcursie naar de restanten van het ooit uitgebreide tramnetwerk in Zeeuws-Vlaanderen. Daarom een kort historisch overzicht.
Voor velen zal Zeeuws-Vlaanderen een relatief onbekend gebied zijn. Met 730 km2 en in 2024 105.000 inwoners (145 inwoners/km2) is het een naar Nederlandse begrippen tamelijk dunbevolkt gebied. Tot 2003 was het vanuit de rest van Nederland alleen met de veerdiensten Vlissingen-Breskens, Hoedekenskerke-Terneuzen (tot 1972) en Kruiningen-Perkpolder of via België bereikbaar. De opening van de Westerscheldetunnel (toltunnel) in 2003 heeft daar verandering in gebracht. En met ingang van 1 januari 2025 is deze tunnel voor personenauto’s tolvrij.
De zeearm de Braakman deelde Zeeuws-Vlaanderen lange tijd in tweeën. De tramlijn Sas van Gent – IJzendijke vormde in 1914 de eerste landverbinding tussen beide delen die geheel over Nederlands grondgebied liep. Voor die tijd kon je alleen via België reizen. In 1952 werd de Braakman afgesloten van de Westerschelde waarmee Zeeuws-Vlaanderen bij de Watersnoodramp van 1953 waarschijnlijk groter onheil bespaard is gebleven.
Zeeuws-Vlaanderen heeft een uitgebreid net van tramwegen gekend met meerdere verbindingen met Vlaanderen waarop lang niet alleen personenvervoer maar ook een omvangrijk goederenvervoer van vooral suikerbieten heeft plaatsgehad naar de thans niet meer bestaande suikerfabrieken in Sas van Gent, Zelzate en Moerbeke.
Stoomtram Maatschappij Breskens-Maldeghem (SBM)
De aanleg van tramlijnen begon in het westen van Zeeuws-Vlaanderen. De Stoomtram Maatschappij Breskens-Maldeghem (SBM) opende op 9 mei 1887 haar stamlijn Breskens-Maldegem. Op de splitsing met de tak naar Sluis (- Brugge) bevond zich de remise Draaibrug met een groot emplacement en werkplaatsen. Na opheffing van de tram werd een deel van de gebouwen als busremise in gebruik genomen. Van de oorspronkelijke remisegebouwen is er nog één aanwezig en ook het haltegebouw en een aantal personeelswoningen staan er nog.

Locomotief SBM 17 (Tubize 1988/1924) tijdens waternemen in Draaibrug. Rechts staat waterwagen P 2 en daarachter locomotief 21 (Tubize 1992/1924). Foto: H.G. Hesselink, 8 juni 1938; verzameling SNR.
In later jaren vonden nog diverse uitbreidingen plaats: 1912 Oostburg-Cadzand, 1925 Breskens – Cadzand Dorp en 1926 Cadzand Dorp – Retranchement – Sluis. De SBM heeft een weinig uniform park van 39 stoomlocomotieven en 30 rijtuigen (niet gelijktijdig) in dienst gehad. Voor het goederenvervoer waren in 1936 ongeveer 200 open en gesloten goederenwagens aanwezig. Het rijtuig AB 24 (in 1925 gebouwd door Allan in Rotterdam) doet tegenwoordig dienst bij de Museumstoomtram Hoorn-Medemblik.
De Eerste Wereldoorlog ging met vallen en opstaan aan de SBM voorbij maar gedurende de Tweede Wereldoorlog waren de gevolgen uitgesprokener. Op 4 september 1944 werd de tramdienst gestaakt. Na nog een korte opleving van het trambedrijf was het vanaf 1948 een volledig autobusbedrijf. Al in 1924 begonnen vruchteloze gesprekken over een fusieovereenkomst tussen de SBM en de Zeeuwsch-Vlaamsche Tramweg Maatschappij (ZVTM). Pas in 1975 ging de SBM over naar de ZVTM.
IJzendijksche Stoomtramweg-Maatschappij (IJzSM)
Een tweede maatschappij was de IJzendijksche Stoomtramweg-Maatschappij (IJzSM) die in 1891 de lijn Schoondijke – IJzendijke – Watervliet (- Eeklo) opende. De IJzSM had slechts twee stoomlocomotieven, drie rijtuigen en in 1911 bij de liquidatie en de overname door de ZVTM 28 goederenwagens.

Een stoomtram van de IJzendijksche Stoomtramweg-Maatschappij (IJzSM) op het spoor dat naar de remise voert in IJzendijke tussen 1900 en 1919. Verzameling SNR.
Stoomtram Hulst-Walsoorden (SHW)
In het oosten van Zeeuws-Vlaanderen nam directeur A.M.G. Vandenbroucke van de Internationale Spoorwegmaatschappij Mechelen-Terneuzen (MT) het initiatief tot de aanleg van de Stoomtram Hulst-Walsoorden (SHW). Op 15 december 1902 werd deze 13 km lange tramlijn voor het publiek geopend. In april 1917 werden de aandelen overgenomen door de ZVTM en in december 1944 werd de SHW als vennootschap ontbonden. De SHW bezat drie stoomlocomotieven, zes rijtuigen en 23 goederenwagens.

De Hulsterweg in Kloosterzande bij de Cloosterstraat met een tram van de SHW uit Walsoorden, gezien in noordwestelijke richting. Uitgever A. van Overbeeke, Terneuzen, tussen 1900 en 1906; verzameling SNR.
Zeeuwsch-Vlaamsche Tramweg-Maatschappij (ZVTM)
De vierde en grootste maatschappij was de Zeeuwsch-Vlaamsche Tramweg-Maatschappij (ZVTM). De oprichting daarvan geschiedde op 20 juni 1911. Haar 125 km lange tramwegnet werd tussen 1911-1918 en 1927-1929 geopend. De ZVTM had een daarbij behoren fors materieelpark bestaande uit 37 stoomlocomotieven (niet gelijktijdig en deels gehuurd), 20 rijtuigen en een groot aantal goederenwagens. Vijf van de rijtuigen werden later verbouwd tot motorrijtuigen. Het rijtuig AB 8 (Allan, 1916) doet tegenwoordig dienst bij de Museumstoomtram Hoorn-Medemblik.

Het tramstation van de ZVTM aan de Schoolweg nummers 10-14 in Terneuzen, gezien aan de spoorzijde in noordelijke richting. Uitgever P.J. van de Sande, Terneuzen, rond 1918; verzameling SNR.
In Drieschouwen ten zuiden van Axel werd een groot emplacement met werkplaatsen en een hoofdkantoor gebouwd. Na beëindiging van de tramdienst hebben de gebouwen nog lange tijd dienst gedaan als busgarage. In de nog steeds bestaande garage is thans een bouwmaterialenhandel gevestigd. Ook de voormalige tramstations in Zaamslag, Terneuzen, Hoek, Pyramide en Sas van Gent zijn nog steeds aanwezig. Het hoofdkantoor werd in 1925 verplaatst naar de Scheldekade in Terneuzen. In 1970 werd het gesloten en tot 2022 was Hotel-restaurant L’Escaut erin gevestigd. Thans is het gebouw in gebruik voor de opvang van oorlogsvluchtelingen uit Oekraïne.
Op de meeste tramlijnen eindigde het reizigersverkeer in 1948. Een jaar later, in 1949, werd ook op de meeste lijnen het goederenverkeer beëindigd en werden de sporen opgebroken.
Belgische tramwegmaatschappijen (NWV, AMDB, MEBOBB)
Ook Belgische tramwegmaatschappijen kwamen in Zeeuws-Vlaanderen. De Nationale Maatschappij tot Uitbating der Buurtspoorwegen van het Noorden van West-Vlaanderen (NWV) reed vanaf 1904 vanuit Brugge via Middelburg (België) naar Aardenburg op een lijn die eigendom was van de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen (NMVB).
De Antwerpsche Maatschapppij voor den dienst van Buurtspoorwegen (AMDB) bereikte vanuit Brugge via Sint Anna ter Muiden Sluis over een lijn die eigendom was van de SBM en op last van de Belgische autoriteiten uit concurrentieoverwegingen door een Belgische maatschappij geëxploiteerd moest worden! Dat weerhield de maatschappijen er overigens niet van ook doorgaande rijtuigen Breskens-Sluis-Brugge te laten rijden.
De lijn Brugge-Sluis werd in 1934 zelfs nog geëlektrificeerd en daarna bereden door de maatschappij met de illustere naam Maatschappij voor Exploitatie van de Buurtspoorwegen van Oostende en de Belgische Badplaatsen (MEBOBB) die ook de SBM-lijn van Retranchement tot de grens in exploitatie had. Op 7 oktober 1951 werd de lijn Brugge-Sluis als allerlaatste tramlijn in Zeeuws-Vlaanderen opgeheven.

Motorrijtuig NMVB 9625 van lijn 21-doorstreept naar Westkapelle (in België) op het tramemplacement in Sluis. Foto: W.D.J. Cramer, 16 oktober 1936; verzameling SNR.
Volledig busbedrijf
Terug naar de ZVTM. Die was vanaf 1950 een volledig busbedrijf, dat het streekvervoer in het oostelijk deel van Zeeuws-Vlaanderen verzorgde. Een bijzonderheid was de in 1953 opgerichte doorgaande buslijn 19 naar Breda. Deze reed over Belgisch grondgebied, waar niet mocht worden in- of uitgestapt. Dit was oorspronkelijk een nooddienst om Zeeuws-Vlaanderen te verbinden met de rest van Nederland na de Watersnood van 1953. Met ingang van 29 juni 2024 werd de route ingrijpend gewijzigd. Na 70 jaar wordt niet langer naar Breda gereden maar naar Roosendaal en wordt in Antwerpen non-stop via de Liefkenshoektunnel gereden.
In 1955 had de ZVTM een wagenpark van 46 autobussen. In 1971 kwamen de aandelen van de ZVTM in handen van de Nederlandse Spoorwegen. In 1975 werd de SBM overgenomen. Dit geheel vormde als NS-dochteronderneming een belangengemeenschap met de Rotterdamse Tramweg Maatschappij (RTM) en werd in 1978 opgenomen in de streekvervoermaatschappij Zuid-West-Nederland.
Frits van Buren en Frank Hoogenboom
Spoorzoeken in Zeeuws-VlaanderenOp zaterdag 29 maart en zaterdag 5 april 2025 organiseert de SNE een spoorzoekersexcursie in Zeeuws-Vlaanderen. In 2017 waren we er voor een bezoek aan de spoorlijn van Mechelen naar Terneuzen, dit keer krijgen de restanten van het tramwegnet van de Zeeuwsch-Vlaamsche Tramweg-Maatschappij (ZVTM), de Stoomtram-Maatschappij Breskens-Maldeghem (SBM) en de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen (NMVB) onze aandacht. De eerste tramlijnen werden geopend in 1887, de laatste sloten in 1951. Er werd, net als in Vlaanderen, gereden op meterspoor. Dat er nog heel wat van deze bedrijven terug te vinden is, van remises tot stations, dijkcoupures en tracés, kun je met eigen ogen gaan zien. |
ReferentiesH.G. Hesselink, Geschiedenis der tramwegen in Zeeuwsch-Vlaanderen 1887-1949, J. Durinck-Krachten bv, Kloosterzande, 1984. J. van Houdt, Verdwenen trambeleving in de Gemeente Terneuzen, deel I, Nieuwsbrief Heemkundige Vereniging Terneuzen, nr. 130, 2024, 14-32. J. van Houdt, Verdwenen trambeleving in de Gemeente Terneuzen, deel II, Nieuwsbrief Heemkundige Vereniging Terneuzen, nr. 131, 2024, 15-24. J. van Houdt, Verdwenen trambeleving in de Gemeente Terneuzen, deel III. Nieuwsbrief Heemkundige Vereniging Terneuzen, nr. 132, 2024, 2-19. A. Dijkers en H.G. Hesselink, Trams en Tramlijnen. De Stoomtrams op de Zuid-Hollandse Eilanden en in Zeeland, Wyt, Rotterdam, 1973. Zeeuws Erfgoed, 01, maart 2018, 3-6 (pdf). J.W. Sluiter, Overzicht van de Nederlandse Spoor- en Tramwegbedrijven, NVBS / Matrijs, Leiden, 2002, derde , geheel herziene en uitgebreide druk (deel 1 in de Boekenreeks van de NVBS) 50, 51, 94. |