Treinen en trams rijden gesmeerd

Weefgetouw uit 1890 nog steeds in gebruik

Er komt heel wat bij kijken om het railverkeer gesmeerd te laten ver­lopen. Dat ontdekten we bij ons bezoek aan het Weverijmuseum in Geldrop. Hier demonstreert Ad van Rijen hoe speciale smeerkussens voor treinen en trams werden en worden gemaakt.

Smeerkussens spelen een belangrijke rol in oudere trams en treinen. Ze zorgen ervoor dat de assen en steunlagers worden gesmeerd, zodat de wielen en motoren soepel blijven draaien. De smeerkussens zitten in de onderpot van de aspotten. Die zijn gevuld met olie en de kussens zorgen ervoor dat de draaiende delen voortdurend met olie in aanraking komen.

Wanneer dat fout gaat, dan gaat het al snel erg fout: dan ontstaat er een warmloper. Het metaal wordt door de wrijving steeds heter en uiteindelijk ontstaat er grote schade, met bovendien kans op brand en ont­sporingen. Ook de steunlagers van motoren worden op een dergelijke manier gesmeerd.

Bij moderner materieel speelt dit allemaal minder, want dat heeft rollagers. Maar er rijden nog steeds veel oudere trams en treinen rond met glijlagers. En dus zijn er ook nog steeds smeerkussens nodig. Die dingen gaan tientallen jaren mee. Maar dat is tegelijk het probleem: omdat ze zo lang meegaan, wordt weleens vergeten om ze af en toe te controleren.

Ad van Rijen werkt als vrijwilliger in het Weverijmuseum. Hij demonstreert hier het unieke weefgetouw waarmee nog steeds smeerkussens worden gemaakt.

Berucht voorbeeld: de NS 1000

Glijlagers werden tot in de jaren vijftig toegepast in nieuw materieel. Ze zitten dus ook in de NS-locomotieven uit die jaren. Een berucht voorbeeld is de serie 1000, die vaak te kampen had met warmlopers. En dan kwam zo’n loc weer naar de werkplaats in Tilburg. Daar werkte Ad van Rijen, die verantwoordelijk was voor de smeerkussens die in locomotieven werden gebruikt. Hij moest die kussens controleren en verwisselen, maar hij maakte ze ook zelf. Dat deed hij op een speciaal weefgetouw.

Dat weefgetouw bestaat nog steeds: het staat nu in het Weverijmuseum in Geldrop. Daar werkt Ad van Rijen als vrijwilliger. En hij maakt ook nog steeds smeerkussens, op datzelfde oude weefgetouw uit 1890. Alleen de achterkant waarop de klossen rusten is een keer vervangen, verder is het nog authentiek. Klanten zijn er ook nog steeds. Zo heeft Ad recent een grote partij strengen wol en ‘worstjes’ gemaakt voor de goederenwagens van de MBS in Haaksbergen. En tijdens ons bezoek was hij bezig met een flinke opdracht van een firma die personenwagentjes maakt.

Werkplaats Tilburg, 20 januari 1971. Loc 1008 wordt gereviseerd. De locs van deze serie waren berucht om hun warmlopers. Volgens Ad van Rijen had dat onder andere te maken met de smeerkussens: de onderste lussen waren niet verweven met de bovenste lussen, zodat er onvoldoende olie werd opgezogen. Voor loc 1010 van het Spoorwegmuseum heeft Ad goede kussens gemaakt, maar het is onwaarschijnlijk dat deze loc ooit nog zal rijden.

Met handen en voeten

Ad van Rijen: “Ik zit al 32 jaar in dit vak en ik ben de enige in de Benelux die dit nog kan. In Engeland zit nog een firma die kussens maakt. Ik heb geen opvolger en ik verwacht ook niet dat die er komt. Het is zwaar werk en er komt veel bij kijken, je moet er feeling voor hebben”. Ad geeft een demonstratie. Met handen en voeten bedient hij het weefgetouw en langzaam krijgt het ingewikkelde weefsel vorm. “Dit is niet te automatiseren,” vertelt hij. “Bij een theedoek gaat dat wel, maar bij deze kussens moeten zowel aan de bovenkant als aan de onderkant lussen komen. Het is een dubbel weefsel en dat kun je alleen met de hand maken.”

Ad van Rijen is geboren in 1941. Als veertienjarige jongen ging hij naar de textielschool. Hij was onder de indruk van de grote hal met weefgetouwen; dat werk trok hem meteen aan. Na de textielschool kwam hij in dienst bij de dekenfabriek van AaBe in Tilburg. Daar heeft hij 12,5 jaar gewerkt. Via een broer kwam hij daarna bij NS terecht: de werkplaats Tilburg. Hij moest daar onder andere de smeerkussens controleren en vervangen. Die werden geleverd door een fabriek in het Belgische Vilvoorde. In 1984 nam NS een van de weefgetouwen van die fabriek over. Daarop heeft Ad tien jaar lang smeerkussens geweven totdat NS die niet meer nodig had.

Ad van Rijen achter het weefgetouw uit 1890. Dit apparaat moet letterlijk met handen en voeten worden bediend: zwaar en nauwkeurig werk. Tot de dag van vandaag maakt Ad smeerkussens voor museumtrams en -treinen. In de Benelux is hij de enige die dit vak nog beheerst. Hij zou graag een opvolger inwerken.

Zo hangt een smeerkussen in de aspot. Links een nieuw kussen, rechts een kussen dat al is gebruikt. De korte lussen aan de bovenkant drukken tegen de wielas. De lange lussen aan de onderkant hangen in de olie. De olie wordt door de onderste lussen opgezogen en trekt naar de bovenste lussen (vergelijk de lont van een olielamp). De lussen zijn van wol, de rest van het weefsel is van katoen.

De geur van garen

Het had weinig gescheeld of het weefgetouw was gesloopt, maar het kwam uiteindelijk terecht in het textielmuseum in Tilburg. Daar werd er echter niets mee gedaan. In 2000 verhuisde het getouw naar het weverijmuseum in Geldrop. En toen dienden ook de eerste klanten zich aan. Ad: “Het museum vroeg of ik wilde uitleggen hoe het werkt en daarna ben ik als vrijwilliger gebleven. Mijn hart ligt bij de textiel: de geur van het garen, de geluiden van de machines, daar was ik als joch al van onder de indruk.”

Al in 1985 maakte Ad smeerkussens voor een museumlocomotief: stoomloc 65 018 van de SSN. Dat gebeurde toen nog in de werkplaats Tilburg. Ook veel ander museummaterieel heeft kussens die door hem zijn gemaakt, zoals de trams van het Openluchtmuseum in Arnhem en de locomotieven van Hoogovens Stoom IJmuiden. Die kussens gaan tientallen jaren mee. “Ik maak ze veel te goed,” grapt Ad.

Tekst en foto’s: Nico Spilt


[printfriendly]

Weverijmuseum Geldrop

In het Weverijmuseum in Geldrop zijn veel machines in actie te zien. Daarom is dit een interessant museum voor techniekliefhebbers. Onder andere staat hier het weef­getouw waarop speciale smeer­kussens voor treinen en trams worden gemaakt.

Verder staan er allerlei automatische weefmachines. Sommige daarvan zijn twee verdiepingen hoog. De meeste machines zijn operationeel en worden door vrijwilligers gedemonstreerd. Er worden ook theedoeken en dergelijke gemaakt die in de museumwinkel te koop zijn.

De vaak ingewikkelde patronen liggen vast in grote ponskaarten die door de machine lopen, op eenzelfde manier als bij draaiorgels. Dit was een vinding van Joseph-Marie Jacquard, die in 1790 het eerste automatische weefgetouw bouwde, dat hij later verder perfectioneerde.

Het Jacquardgetouw betekende een revolutie in de textielindustrie. In het museum komen ook de sociale gevolgen hiervan aan de orde: uit­gebuite arbeiders en kinderarbeid. Verschijnselen die we helaas nog steeds aantreffen in arme landen als Bangladesh.

Bezoekinformatie

Het museum is geopend op woens­dag, zaterdag en zondag van 13.00 tot 17.00 uur. Adres: Molenstraat 21, tien minuten lopen vanaf station Geldrop. www.weverijmuseum.nl


Blokkendoos

Glijlager met smeerkussen van het Blokken­doos­trein­stel van het Spoor­weg­museum. De foto is gemaakt door Ad van Rijen toen de smeer­kussens werden vernieuwd. Jaren later lezen we in een verslag van het Spoorweg­museum de volgende veel­zeggende tekst: “De smeerkussens van de glijlagers zijn zwaar vervuild en versleten, een geluk is dat op tijd actie is ondernomen. De glijlagers zijn niet beschadigd en hoeven dus niet vervangen te worden, dat zou een aanzienlijke kostenpost geweest zijn.”