Nog even dit…

Reacties van lezers, aanvullingen op eerdere artikelen, oproepen en leuke nieuwtjes. Dit zijn zaken die thuis­horen in “Nog even dit…”. Heb je ook iets te melden? Laat het ons weten!

Ons mailadres: nieuwsbrief@nvbs.com.



Uit de schatkamer van de SNR

Rotterdam Maas

In deze rubriek laat Gerrit van Straaten enkele bijzondere vervoerbewijzen uit de collectie van de Stichting NVBS-Railverzamelingen (SNR) zien. Geregeld sluit hij daarbij aan op een recent artikel in Op de Rails.

In het oktobernummer van Op de Rails wordt aandacht besteed aan het station Rotterdam Maas. Daarom dit keer in de nieuwsbrief een aantal vervoerbewijzen van dit verdwenen station.

Het station werd geopend op 1 december 1858 als eindpunt van de Rijnspoorlijn vanaf Utrecht. In 1899 kwam de zogeheten Ceintuurbaan in dienst, de verbinding tussen station Maas en het HIJSM/SS-station Delftse Poort aan de Oude Lijn. In 1953 werd Maas gesloten nadat de lijn vanuit Utrecht aangesloten werd op de Ceintuurbaan en voortaan station Centraal (voorheen Delftse Poort) als eindpunt kreeg.

A0815 is een enkele reis van de Staatsspoorwegen, dus van na de verdeling van de Rijnspoor tussen SS en HIJSM in 1890. A2334 is een curiositeit: een HIJSM-kaartje geldig vanaf NRS/SS-station Maas. De reden hiervoor blijkt te zijn dat na 1890 toen de NRS werd opgedeeld tussen SS en HIJSM, deze laatste zowel medegebruik van de SS-lijn naar Utrecht als ook het beheer over het Maasstation kreeg.

7983 is een kaartje dat op 21 maart 1946 is afgegeven met een loketmachine fabricaat AEG, door NS-personeel “Regina” genoemd hoewel die benaming strikt genomen fout is: een voorloper van de AEG-machine van een andere fabriek had die typenaam.

A01098 is een perronkaartje van kort na de Tweede Wereldoorlog, wegens gebrek aan kartonnetjes toen als rolkaartje uitgevoerd. De letters OK zijn van het in een eerdere bijdrage genoemde systeem waarbij (het betreffende deel van) het kaartje een code had die het station aangaf waar het moest worden ingenomen bij de uitgangscontrole.

M06432 is een zogenoemd passe-partout-biljet dat gebruikt kon worden als er geen voorgedrukte kaartjes voor een bepaalde bestemming aan het loket aanwezig waren of als er een bijzondere bestelling door de reiziger gedaan werd. Zoals in dit geval een suppletie (overgang) van de 3e naar de 2e klasse.

Uiteraard zijn nog veel meer kaartjes van en naar Rotterdam Maas te vinden in de collectie spoorwegvervoerbewijzen van de SNR.

Gerrit van Straaten is beheerder van de collectie spoorwegvervoerbewijzen. Hij is op zoek naar assistentie en een mogelijke opvolger. Dus neem contact met hem op als dit misschien iets voor je is.



Crich, Lille, Parijs en Wehmingen

Nederlandse trams in buitenlandse musea

Bijna alle grotere trambedrijven hebben wel enige van hun oude rijtuigen bewaard. Bij de een staan ze in een hoekje van de remise en bij de ander in een aparte ruimte, zoals bij de HTM in de voormalige remise Frans Halsstraat. Dan zijn er ook nog de echte grote trammusea met materieel van verschillende maatschappijen waarmee ook gereden wordt op een eigen meestal vrij kort traject. In sommige van deze musea zijn ook Nederlandse tramrijtuigen terechtgekomen. Een selectie hieruit volgt hieronder.

Het bekendste grote trammuseum is waarschijnlijk Crich Tramway Village in Engeland. Het ligt in Derbyshire, ten zuiden van Sheffield. Het meest nabijgelegen station is Whatsandwell. De bereikbaarheid is verre van optimaal. Het in 1959 geopende museum bevindt zich op het terrein van de gesloten kalkzandsteengroeve Cliff Quarry. Hier lagen vroeger ook rails van meterspoor, aangelegd in 1793 onder het waakzaam oog van George Stephenson himself. Deze zijn verwijderd en vervangen door normaalsporige.

Op het terrein langs de bijzonder fraaie route van de tram zijn oude panden zeer verantwoord nagebouwd: de Derby Assembly Room, de Yorkshire Penny Bank en de Red Lion Pub om er een paar te noemen. Het eindpunt van de route, Glory Mine Terminus, ligt een kleine twee kilometer van de remise verwijderd. Onder de vele museumtrams bevindt zich er ook een uit ons land:

Naast dubbeldekker 74 uit Sheffield (bouwjaar 1911) staat de Haagse PCC-car 1147. Ansichtkaart.

Deze PCC werd in België bij La Brugeoise gebouwd en kwam in 1957 in dienst bij de HTM. Na bewezen diensten verhuisde het rijtuig op 3 januari 1994 naar Crich. Als eenrichtingwagen was de PCC helaas niet geschikt om op het traject te worden ingezet. Uiterlijk wordt de 1147 wel goed onderhouden, zoals op deze foto duidelijk is te zien.

Naar Frankrijk zijn ook Nederlandse rijtuigen vertrokken. Liefhebbers van de tram in Lille, verenigd onder de naam Amitram, hebben een bijzonder fraaie meter­sporige tramlijn aangelegd langs de rivier de Deûle in de voorstad Marquette, lopende naar Wambrechies. De ‘Tramway électrique Touristique de la Vallée de la Deûle (TTVD)’ rijdt op deze lijn met oud materieel uit Frankrijk – vooral Lille – en Zwitserland. [Lees ook Lille en het trammuseum van Marquette-lez-Lille in NVBS Actueel van mei 2019. – red.]

Pekelmotorwagen H2 uit Den Haag was na het overtollig worden bij de HTM bestemd om een plaats te krijgen in een buitenlands museum. Gebouwd door Werkspoor in 1926 en als 292 bij de HTM in dienst gekomen, werd deze motorwagen door de komst van de PCC-rijtuigen overbodig en getransformeerd tot pekelmotorwagen in 1963. Hij belandde in 1998 bij Amitram in de remise en is daar altijd gebleven. Wat moet je anders als normaalsporig rijtuig op een baan van meterspoor. Het blijft een raadsel waarom de H2 hier ooit is terechtgekomen.

H2 in de remise van Amitram. Het zoute goedje in de tanks heeft het zijpaneel danig aangetast. Foto: Ciril van Hattum, 7 juni 2003.

In 2011 werd de remise, een oud gebouwtje, gesloopt en moest de inhoud een ander onderkomen zoeken. Voor de H2 betekende dat terug naar Den Haag, naar de SHTM (Stichting Haags Tram Museum) in de Frans Halsstraat. Hier is de H2 uiterlijk wat opgefrist en dat was het dan. Er waren plannen om een motorwagen van de serie 290-299 te bewaren als museumrijtuig en daarom heeft de H2 nog vele jaren bij de SHTM doorgebracht. Uiteindelijk viel de keus op de H4 die binnen afzienbare tijd weer als 294 museumritten zal gaan maken. Omdat ook aan extra pekelwagens geen behoefte bestond, restte voor de H2 niets anders dan sloop. Nog niet zo lang geleden: in 2022. Vanaf het station Lille is Amitram te bereiken met buslijn 9.

Ex-HTM PCC 1311 in het museum St. Mandé bij Parijs. Foto: Ciril van Hattum, 18 juli 1998.

In het Musée de Saint Mandé bij Parijs treffen we de Haagse PCC 1311 aan. Deze komt uit de serie 1301-1340, in dienst gesteld in de beginjaren ’70 en (wederom) gebouwd bij La Brugeoise in Brugge. Kort na de buitendienststelling bij de HTM verliet de tram Den Haag en arriveerde in september 1993 in Frankrijk.

St. Mandé is een statisch museum met voornamelijk oude Franse trams. Hoe het heden ten dage met de 1311 is gesteld is mij niet bekend; hopelijk wordt het rijtuig goed onderhouden als het nog steeds deel uitmaakt van de museumcollectie. Actueel nieuws over alle in dit artikel getoonde rijtuigen is zeer welkom overigens.

Verreweg de meeste Nederlandse museumtrams die naar het buitenland zijn verhuisd bevinden zich in Duitsland, en wel in Wehmingen, een wijk van de plaats Sehnde, twintig kilometer ten zuidoosten van Hannover. Op het terrein van een oude potasmijn bevindt zich nu het Hannoversches Strassenbahn Museum waar gigantisch veel oud tramweg­materieel uit heel Europa een plaatsje heeft gekregen, helaas meestal in de open lucht. Door een bosje grenzend aan het museum loopt een lus van rails, waarop gereden kan worden. Tot nu toe kwamen we louter Haagse wagens tegen, nu is het de beurt aan Amsterdam.

Aanhanger 757  (Werkspoor, 1916) in de werkplaats met op de achtergrond de Berlijnse emr. 5964. Foto: Rob Voogel, 3 juli 1994.

De 757 was in 1982 de eerste aanwinst van het museum uit Nederland. Het betrof een ruiltransactie: de Kasselse aanhangwagen 511 kwam als tegen­prestatie naar Nederland om een jaar later bij de EMA in Amsterdam te worden ingezet. De 757 had aanvankelijk een functie in de werkplaats (zie foto) en werd pas veel later een toonbaar museumobject. Dat gold eveneens voor de Berlijnse 5964 trouwens.

Hier staat dezelfde aanhanger 757 achter motorwagen 469, en hoe fraai opgeknapt! Foto: Ciril van Hattum, 26 augustus 2012.

In 1929 bouwde de Haarlemse firma Beijnes de 469 als aanhangwagen, deel­ uitmakend van de serie 901-930. In 1938 was de hele serie van dertig stuks verbouwd tot motorwagen, serie 446-475.  Bijwagen 757 maakte deel uit van een enorme serie van 140 wagens (701-840), gebouwd door Werkspoor tussen 1914 en 1918. Ten tijde van het nemen van de foto stond het stel nog buiten, maar als de plannen door zijn gegaan, staan deze ex-Amsterdammers nu binnen of in ieder geval onder een afdak.

Er zijn nog meer ex-Amsterdammers in Wehmingen. De eerste naoorlogse trams in Amsterdam waren drie-assers, gebouwd door Werkspoor: motorwagens 491-550 (later 891-950) en aanhangers 951-1000.

Ook de 902 en 968 zien er bijna ‘als nieuw’ uit. Foto: Ciril van Hattum, 26 augustus 2012.

Het waren niet de laatste trams uit Amsterdam die een tweede leven kregen in Wehmingen, maar daar over straks. We gaan weer terug naar de HTM. In de zomer van 1992 werd in Zoetermeer de tienjaarlijkse wereld­tuinbouw­tentoonstelling Floriade gehouden. Vanwege de grootte van het terrein had de organisatie besloten een tram te laten rijden langs de voornaamste punten. Op deze lijn kwamen twee museumstellen, ex-HTM in dienst: 826-780 en 830-756. Deze laatste twee waren al eerder teruggebracht in oude stijl met rode biezen en wagennummers. In 2006 verhuisden zij naar Wehmingen.

Gelukkig staan veel trams onder een afdak zoals ook deze ex-HTM-ers 830 en 756. Foto: Ciril van Hattum, 26 augustus 2012.

De laatste aanwinsten van het Duitse trammuseum uit Nederland betreffen de Amsterdamse 904 en de Haagse 1308-2104. 11G-tweerichtingtram 904, gebouwd door La Brugeoise, heeft van 1989 tot 2021 bij het GVB dienstgedaan en is daarna naar Wehmingen vertrokken. Het HTM-stel is van dezelfde fabrikant en reed van 1972 tot 1993 bij de HTM. De 2104 is een motorwagen zonder stuur­stand, en kon dus alleen dienstdoen als tweede wagen. Hieronder plaatjes van het Amsterdamse en het Haagse materieeltype:

Bij gebrek aan foto’s van deze rijtuigen in het museum, hier beelden uit de tijd van hun passagiersdienst. Foto’s door Ciril van Hattum.

Ciril van Hattum



Status van de sloopplannen

Het bedreigde station van Kortrijk

In november 2022 berichtten we in NVBS Actueel over de sloopplannen van het station van Kortrijk. In de e-nieuwsbrief van de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie (VVIA) vzw van 3 oktober 2023 werd bericht over de status van deze sloopplannen. De VVIA diende in september 2022 een dossier in voor de Europese campagne “The 7 Most Endangered”. Dit programma wordt geleid door Europa Nostra en het European Investment Bank Institute met de steun van de Europese Commissie.

Op 13 april 2023 werd bekend gemaakt dat het Kortrijkse station erkend werd als een van de zeven belangrijkste bedreigde erfgoedsites in Europa. Op 15 februari 2023 diende de VVIA bij minister Diependaele (Vlaams minister van Financiën en Begroting, Wonen en Onroerend Erfgoed), met kopie aan het Agentschap Onroerend Erfgoed, een gemotiveerde aanvraag in tot bescherming van het wederopbouwstation van Kortrijk. Het Agentschap Onroerend Erfgoed bezorgde op 23 maart 2023 aan minister Diependaele een gemotiveerd advies met de aanhef “Naar aanleiding van verschillende aanvragen tot bescherming, stellen wij voor om het station van Kortrijk (1951-1956) te beschermen als monument. Als één van de meest waardevolle naoorlogse stationsgebouwen in Vlaanderen, vult deze bescherming een aantoonbaar en gewichtig hiaat in het beschermde bestand in.”

Maar op 25 april 2023 verklaarde deze minister het station niet te zullen beschermen en een dag later presenteerde NMBS een project dat de volledige sloop van het historisch station inhoudt. De stad Kortrijk heeft tijdens de zomervakantie 2023 een bouwvergunning aangevraagd voor de sloop van het bestaande station en de bouw van een nieuw. Tot 15 september 2023 liep het openbaar onderzoek voor de vergunning van de sloop van het station en kon iedereen bij de stad Kortrijk bezwaar maken. Naar verluidt zijn 150 bezwaren digitaal via het omgevingsloket ingediend en 14 per brief schriftelijk. Daarnaast werden er nog 101 bezwaarschriften gebundeld ingediend na een actie van de PVDA tegen de hoge kosten voor het geplande project.

Tijdens de Open Monumentendag op 10 september 2023 heeft de Vereniging voor Vlaamse industriële archeologie actie gevoerd aan het station van Kortrijk. Tijdens die actie tekenden 299 personen een bezwaarschrift dat bij de stad Kortrijk werd ingediend. Tevens verzamelde ‘Red ons Station’ zo’n 2450 handtekeningen op een petitie die pleitte voor behoud van het gebouw. De stad Kortrijk moet nu al deze bezwaren verwerken en een advies opstellen voor de Vlaamse Overheid, die even­tueel de vergunning verleent. De bevoegdheid daarvoor ligt bij minister Zuhal Demir (Vlaamse minister met de bevoegdheden Omgeving, Justitie, Toe­ris­me en Energie). Nadien kunnen nog alle juridische middelen benut worden, zoals een procedure voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Wordt dus vervolgd.

Het met sloop bedreigde station van Kortrijk. Foto: Frits van Buren.


Laatste kans voor een rit met Citytour Lijn 10

Het rijseizoen 2023 van Citytour Lijn 10 in Rotterdam loopt ten einde. Op zaterdag 28 en zondag 29 oktober 2023 is de laatste kans om nog een rit te maken. Mogelijk is het voor de Nieuwe Binnenweg en de Schiedamseweg bij Historisch Delfshaven wel de laatste keer dat Lijn 10 hier voorbijkomt. Want de Metropoolregio en het Rotterdamse gemeentebestuur hebben snode plannen om hier de tramrails te gaan verwijderen. Lijn 10 vertrekt tussen 11.00 en 16.30 om de 30 minuten vanaf het Willemsplein. De rit duurt langer dan gebruikelijk: zo’n 75 minuten, want door werkzaamheden is het oostelijk deel van de Nieuwe Binnen­weg niet berijdbaar. Lijn 10 rijdt daarom via West-Kruiskade, Vier­ambachts­straat, Spangen, Mathenesserlaan en Heemraadsplein. Met je dagkaart voor Lijn 10 kun je onderweg zo vaak uit- en instappen als je wilt, van de eerste tot en met de laatste rit. Grijp je kans voor een laatste rit! Meer informatie.

Lijn 10 op de Nieuwe Binnenweg in Rotterdam. Foto: ROVM, 13 oktober 2023.



[printfriendly]

Railtips

De spooragenda is een initiatief van kennisnetwerk Railforum. Hierin worden bijeenkomsten vermeld die interessant zijn voor professionals en andere belang­stellenden in de spoor­wereld. Ook de NVBS is bij deze agenda aan­gesloten.

Meer nieuws

Op onze website vind je activiteiten van de NVBS.

Ook vind je op onze website railtips met informatie over bijzondere ritten en interessante tentoonstellingen.

Dagvers nieuws vind je verder op de NVBS-pagina op Facebook.


Railtheater Amsterdam

Het Rail­theater Amsterdam (RTA) organiseert film­voor­stellingen in de RTA-zaal in Amsterdam-Slotermeer. Ook is het RTA af en toe te gast bij de NVBS. www.railtheater.nl


Vrienden van het Spoorweg­museum

De ‘Vereniging Vrienden van het Spoorweg­museum’ is in 1970 opgericht. Doel is het opwekken van belang­stelling voor het museum en het onder­steunen van bijzondere projecten. Leden kunnen met korting het museum bezoeken. Ook kunnen ze deel­nemen aan door de verenig­ing georganiseerde activiteiten, waar­onder ritten met historisch materieel. vriendennsm.nl


Waterleiding­rondleiding

In het vorige nummer werd aandacht besteed aan de restanten van de DrinkWaterLeiding (DWL) in Rotterdam. Nico Booij is van plan op 11 november 2023 een rondleiding over het DWL-terrein te verzorgen. De start is om 14.00 bij de halte Lage Filterweg van tramlijn 21 en 24 van de RET. Graag vooraf aanmelden bij nb.kiko@gmail.com.


Einde zomertijd

Op zondag 29 oktober 2023 eindigt de zomer­tijd. De klokken moeten dan een uur achteruit worden gezet.

Vroeger had elke plaats zijn eigen tijdrekening. Uitgangspunt was de stand van de zon: als die op z’n hoogst aan de hemel stond, was het 12 uur. Omdat de zon uit het oosten opkomt, was het in Zwolle eerder 12 uur dan in Zierikzee.

In de goede oude tijd, toen er nog geen treinen reden, was dat geen probleem. Daarna werd het lastiger. De spoor­wegen hanteerden daarom hun eigen tijdrekening: de stations­klokken gaven overal dezelfde tijd aan. Maar de klokken in de stad zelf gaven vaak nog wel de afwijkende, lokale tijd aan. Aan deze situatie is op een bepaald moment een eind gekomen: iedereen ging zich aan de spoortijd houden.

Wie weleens naar een stationsklok heeft gekeken, zal hebben gezien dat de secondenwijzer iets te snel ronddraait. Na zo’n 58 seconden blijft ze even stilstaan, in afwachting van een elektrische puls om een nieuw rondje te gaan draaien. Op dat moment verspringt ook de minutenwijzer een streepje.

Dat signaal is afkomstig van een ‘moederklok’. Vroeger was dat een echte klok die in Utrecht en andere grote stations stond. Tegenwoordig wordt gebruik gemaakt van een dienst van de KPN, die pulsen via de telefoonlijn verstuurt. Inmiddels zijn er ook andere systemen.

Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat alle stationsklokken in het land altijd precies gelijk lopen. Het is ook eenvoudig om ze allemaal tegelijk een uur vooruit te zetten: dan worden er kort achter elkaar zestig pulsen verstuurd.

Bij de overgang van winter- naar zomer­tijd gaan de stations­klokken vanaf 2 uur ‘s nachts sneller draaien tot ze 3 uur aangeven. Bij de over­gang van zomer- naar winter­tijd lopen de klokken door tot 3 uur en draaien daarna snel verder tot ze 2 uur aangeven (vroeger bleven ze om 2 uur een uur lang stil staan).

Er wordt op Europees niveau al jaren gesproken over het stoppen met het twee keer per jaar veranderen van de tijd, maar voorlopig zijn we hier nog niet van af. Op zondag 31 maart 2024 moeten de klokken weer een uur vooruit.

Lees meer over stationsklokken en spoortijden.

Nico Spilt