‘Ik volg niet alles meer, maar blijf me wel verbazen. Vooral over Amsterdam’
door Oege Kleijne
‘Nee, op mijn leeftijd hou ik niet alles meer bij. Belangrijke ontwikkelingen natuurlijk wel. Zoals de Noord/Zuidlijn, de uitvoering daarvan en de verschillende plannen om de tram- en buslijnen zo min mogelijk te laten concurreren met die metrolijn. Je hoeft geen helderziende te zijn om vast te stellen dat dit de reiziger niet ten goede zal komen.’
Aan het woord is Frits van der Gragt. In kringen van liefhebbers en kenners van het railvervoer geldt Frits als een “tram-instituut”, gezien zijn enorme kennis en binnen de railfanclub NVBS is hij een icoon. Zijn passie voor trams paart hij aan een serieuze interesse in het gehele openbaar vervoer. Dat geldt dus ook voor de bus. Hem labelen als tramfanaat zou hem tekort doen.
Geboren verteller
Frits ontpopt zich als een geboren verteller. Tijdens het interview rijgt hij de ene anekdote aan de andere, maar spreekt ook regelmatig zijn zorg uit over ontwikkelingen binnen het openbaar vervoer. Vanuit dat perspectief kijkt hij ook naar de huidige Amsterdamse plannen om na de opening van de Noord/Zuid-lijn de busdiensten tussen Amsterdam-Noord en het Centraal Station op te heffen en ook het aantal tramlijnen dat parallel loopt met de metrolijn zodanig te verleggen dat die feitelijk nog maar weinig met de nieuwe metrolijn zullen concurreren. ‘De vervoersprognoses van die metrolijn zijn nu al verschillende keren naar beneden bijgesteld en zouden nu ergens rond de 70.000 reizigers per dag liggen. Dat waren er ooit meer dan 200.000! Als straks de metro rijdt en alle busdiensten tussen Amsterdam-Noord en het Centraal Station zijn opgeheven, dan is het nieuwe busstation aan de IJ-zijde van het station dus nutteloos. Maar geloof me, op die plannen gaan ze terugkomen. Ze zijn namelijk niet in het belang van de reiziger. Datzelfde geldt ook voor de veel te grote afstanden tussen de stations van de metrolijn. Je bent veel te lang bezig om naar zo’n station te komen en dan moet je soms misschien wel vijf minuten op de roltrap staan voordat je op het perron staat. Met de tram was je al onderweg geweest. Weet je, dit alles komt voort uit het ontbreken van werkelijke kennis van de vervoersystemen en het je in de reiziger verplaatsen. Dat zien we niet alleen in Amsterdam, maar ook bij de NS. Wie haalt het in zijn hoofd om treinstellen – zoals Plan V – te gaan slopen als je een enorm tekort aan materieel hebt en er voorlopig geen nieuwe zitplaatsen beschikbaar komen’, vraagt hij zich af.
Tramritten
‘Hoe ik tramliefhebber werd? Tja, zet een kind op een verjaardag bij zijn oma voor het raam en het ziet trams langskomen. Dan is de interesse gewekt. Bij mij kwam dat door de reisjes die we een soms wel tweemaal per jaar ondernamen. In de jaren dertig kon je kiezen: met de tram – de Gooische – naar Huizen of Blaricum of met de trams van de NZH (Noord-Zuid-Hollandsche Tramweg-Maatschappij) vanuit Amsterdam via Haarlem, de Bollenstreek naar Den Haag of nog verder, naar Scheveningen. De rit naar Hilversum die wel een enkele keer maakten, kostte net zo veel als naar Den Haag of Scheveningen. Dus wist mijn vader het wel: liever naar Den Haag want dan kreeg je meer waar voor je geld. Al op heel jonge leeftijd had ik in de gaten dat we met een A500 doorreden van Voorburg naar Scheveningen. En wat ik ook bijzonder vond, was dat je bij Scheveningen een tram op een berg zag rijden. Althans zo leek het. Dat hier de tram door een wat hoog gelegen duinlandschap reed, doet daar niet aan af. Maar de meeste indruk maakte wel dat ik in een overvolle tram op de schoot van een wildvreemde vrouw werd gezet en als het ware naast de bestuurder in de kopwand zat. Ik kon zo zien wat hij deed en ook op de baan meekijken’, vertelt Frits, waarbij hij soms diep moet graven in zijn geheugen. ‘Ik ben nooit goed geweest in jaartallen, dus je moet me maar vergeven.’
Frits’ interesse voor het railvervoer en in het bijzonder voor de tram was gewekt en zou nooit meer verdwijnen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren hij en het gezin vooral aan het overleven, ook al omdat ze in die periode vijf keer verhuisden binnen Amsterdam. Zijn vader werd ziek en soms moest hij eropuit om voor eten te zorgen of werd ondergebracht bij een oom in Heerhugowaard, waar nog wel voedsel voorhanden was.
Jongetjes
Na de Tweede Wereldoorlog werd hij lid van de NVBS, op 1 augustus 1946. Samen met nog zo’n twintig “jongetjes”. Tijdens de bijeenkomsten bij de plaatselijke sectieleider thuis (de afdelingen bestonden toen nog niet) bleek het één groot kippenhok. Frits: ‘Het was een enorme herrie die de jongetjes maakten en dat paste niet bij de heren, vaak al enigszins op leeftijd, die in alle rust wilden converseren over hun gezamenlijke hobby. Al snel werden de jongeren van de ouderen gescheiden. Het was een leuke tijd, want je deed niet alleen veel kennis op van andere liefhebbers, er ontstonden ook vriendschappen. Maar een echt makkelijke tijd was het niet na de Oorlog. Voedsel was nog steeds niet gemakkelijk verkrijgbaar, dus ging ik weer naar die oom in Heerhugowaard. Daar kreeg ik de kans ook wat bij te verdienen door groenten die Amsterdammers in Broek op Langedijk hadden gekocht per boot mee te nemen naar het dichtstbijzijnde station en daar wat voor te vragen. Zo kon je nog wat extra’s doen. Zoals wat? Wat te denken van een heel vroege busrit naar Harlingen en dan per motortram – een motorwagen van de Gooische die bij de Nederlandsche Tramweg Maatschappij reed – van Harlingen naar Bolsward? Dat was heel bijzonder want die tramlijnen in Friesland hadden al op 10 mei 1940 opgeheven moeten worden. Het was aan de Tweede Wereldoorlog te danken dat het allemaal nog reed. Die reis ging trouwens verder van Bolsward per stoomtram naar Joure en Heerenveen om per motortram naar Drachten te gaan. Daar stapte ik over op de stoomtram naar Veenwouden en mocht mee op de voetplaat van de loc. De verdere rit naar Leeuwarden ging over de spoorlijn en dus moest ik weer in de tram plaatsnemen, want bij de spoorwegen ging het er allemaal veel strenger aan toe. Dat was fantastisch. Een jaar later heb ik die rit nog een keer kunnen maken, maar toen reden er op sommige delen van het net al bussen en in 1948 was het daar helemaal afgelopen. De tram had daar afgedaan.’
Achter de vrouwtjes aan
De teloorgang van de interlokale tram in Nederland zag Frits al relatief vroeg aankomen. Tijdens zijn diensttijd en zijn militaire opleiding in Bergen op Zoom en Breda gebruikte hij zijn schaarse vrije dagen om eropuit te trekken naar Antwerpen en naar Schouwen-Duiveland. Hij verkende het uitgebreide tramnet bij de Zuiderburen en raakte gecharmeerd door de sfeer en ook het materieel, dat toen een totaal verouderde indruk maakte. In West Brabant en Schouwen-Duiveland raakte hij geboeid door de Rotterdamse Tramweg Maatschappij die daar tramdiensten uitvoerde. ‘Bij de RTM waren ze vriendelijk. Als ik vertelde dat ik zo ver mogelijk mee wilde, gaf de wagenvoerder bij de kruising met de laatste tram aan de andere trambestuurder te kennen dat er een passagier voor de terugweg was. Ach, dat was heel gemoedelijk in die tijd. En misschien speelde wel mee dat ik in uniform was.
In België zagen ze me aan voor een Belgische militair, want beide landen hadden dezelfde Engelse uniformen. Dus kon ik ook voor half geld met de tram mee naar Antwerpen. Kwam ik weer terug op de kazerne, dan waren mijn maten benieuwd waar ik geweest was. Als ik de plaats noemde, wisten ze zeker dat ik achter de vrouwtjes aan was gegaan. Ik hield wijselijk mijn mond, ze moesten eens weten…’
Materieel redden
De jaren zestig – Frits was druk met zijn carrière bij Michelin – zette hij zich ook in voor het behoud van trammaterieel dat door sloop verloren dreigde te gaan. De NVBS wilde volgens Frits niets weten van het zelf in beheer nemen van materieel. “Te riskant”, oordeelde het toenmalige bestuur. Samen met anderen lukte het om vooral veel tramwegmaterieel van de slopershamer te redden. Uiteindelijk kregen deze initiatieven vorm in de Tramweg-Stichting en (later) in de Stoomtram Hoorn – Medemblik. Begin jaren zestig – zo vertelt Frits – lukte het nauwelijks om aan geld te komen om materieel te kopen. De welvaart in de jaren zestig nam echter zo snel toe dat aan het einde van dat decennium er wel voldoende fondsen bijeengebracht konden worden om bijvoorbeeld grote delen van het vroegere materieelpark van de Rotterdamse Tramweg Maatschappij te kopen en voor het nageslacht te bewaren.
Hobbybeleving
De daaropvolgende decennia bleef Frits actief en bracht vele tramboeken uit. Zijn liefde voor de tram bracht hem in verste uithoeken van de wereld. Het accent in zijn hobbybeleving ligt vooral op smalspoor en trams. Daarbij bleef hij onafgebroken boeken schrijven en die van foto’s voorzien. In 1986 vroeg het toenmalige NVBS-bestuur hem als hoofdredacteur van het NVBS-maandblad en verenigingsorgaan Op de Rails. ‘Er was ruzie geweest en we moesten met niets beginnen, we werden dus ook niet ingewerkt. Maar de lezer heeft het waarschijnlijk niet gemerkt. Het bevredigende aan dat redacteurschap was dat je elke maand weer een product creëerde. Het was ook heel leuk om te doen en er ontstonden vriendschappen. En ja, binnen zo’n redactie loopt ook niet altijd alles op rolletjes en ontstaan er soms ook spanningen, maar dat hoort er eigenlijk bij. Het blijft vrijwilligerswerk.’
Betrokken
Hoewel hij zegt alles niet meer zo goed bij te houden, is Frits van der Gragt nog zeker betrokken bij “zijn” NVBS. Hij bezoekt avonden, komt regelmatig op bijeenkomsten in NVBS Centraal in Amersfoort en houdt nog steeds – wat hij noemt – “praatjes” (voordrachten). Bij de vervoersontwikkelingen bewijst hij gezegend te zijn met een helikopterview.
‘Of ik de revival van de interlokale tram zie? In Nederland? Laat me niet lachen. Er wordt heel wat afgeprutst, kijk maar eens in Groningen en Leiden (waar de tramplannen niet doorgingen), maar in Utrecht hebben ze het wel begrepen. Als straks de Uithoflijn opengaat, zul je zien dat dit zo’n doorslaand succes wordt dat de vroegere plannen om de tram door de binnenstad te laten rijden in de een of andere vorm toch weer gerealiseerd gaan worden. Maar of ik dat nog zal meemaken?’
[printfriendly] |
Frits van der GragtTramexpert en -publicist, erelid van de NVBS, nu 85 jaar oud, gedurende meer dan twintig jaar hoofdredacteur van Op de Rails, van 1965 tot 1982 bestuurlid en een aantal jaren voorzitter van de NVBS, redder (samen met anderen) van historisch erfgoed in de vorm van voor sloop bestemd trammaterieel. In zijn werkzame leven was hij onder andere bus- en tramconducteur in Haarlem (‘ik leerde hier illegaal de bus en de tram besturen’), dienstplichtig militair en gedurende zo’n dertig jaar vertegenwoordiger en verkoopleider bij de Nederlandse vestiging van de Franse bandenfabrikant Michelin. Voor zijn tomeloze inzet in de railwereld benoemde koningin Beatrix hem tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. |